Nigtevecht

Plaatsen > Nigtevecht

Nigtevecht ligt in de gemeente Loenen in de provincie Utrecht.

Nigtevecht is gesticht op een rivierduin langs de westoever (binnenbocht) van de rivier de Vecht. Inmiddels ligt het ingeklemd tussen de Vecht en het Amsterdam-Rijnkanaal.

Er zijn veel ideeën hoe de naam “Nigtevecht” is ontstaan.
Een er van is “neicht de vecht”, dit slaat op de bocht.
Er bestaat ook een versie met “Niftar vecht”, dit betekend: langs de vecht. Deze laatste versie is aannemelijker omdat een nabij gelegen grond gebied Niftarlake heet.

De naam ‘Nichtevecht’ komt voor het eerst in een officieel stuk, van Bisschop Jan van Utrecht, in 7 Okt 1327. Dit gaat over het verpanden van het Huis te Vredelant, door Bisschop Jan van Diest aan de Hollandse Graaf Willem van Henegouwen, hierin wordt Nigtevecht een schoutambacht genoemd. Toch was de plek toen al eeuwenlang bewoond.
De Middeleeuwen vormden een periode van een zekere welvaart en rust. De streek was het enige veilige doorgangsgebied en de gronden waren hier zeer vruchtbaar. Schippers verdienden er een goede boterham en er ook woonden er riviervissers.

Na 1122, toen de Duitse keizer geen bisschoppen meer mocht benoemen, zagen de graven van Holland hun kans schoon hun gebied ten koste van de Utrechtse bisschop te vergroten. Op den duur kwam Nigtevecht in een Utrechtse enclave te liggen, omringd door Hollands grondgebied, zoals in feite ook nu nog het geval is. Eerst stond het onder het gezag van een bisschop, maar later werd het een erfelijke heerlijkheid. Vanaf het begin van de 15e eeuw teisterden allerlei rampen Nigtevecht.

Met de komst van Jacoba van Beieren, in 1417, laaiden de Hoekse en Kabeljauwse twisten weer hoog op, wat ook deze streek niet ongemoeid liet. De Gelderse troepen van Maarten van Rossum brandden in 1528 het dorpje plat.
Daarna kwamen de geuzenbenden van Jan Cruysbergen, oud-pastoor van Nigtevecht, roven. In 1673 deden de Fransen dit nog eens grondig over. Een groep van 600 man, onder aanvoering van de Marquis de Boufflers, trokken midden in de winter, uit Utrecht, via schans Hindendam, naar Nigtevecht. Het dorp, waaronder de kerk, de pastorie, het recht-huis, de hofsteden en boerderijen werden in brand gestoken. Alleen het huis van de schoolmeester bleef gespaard.

Twee jaar later brak tijdens een novemberstorm de Zeeburger- en Diemerzeedijk door, waardoor alle polders erachter tot aan Breukelen en Portengen, onder water kwamen te staan. Ook Nigtevecht werd toen zwaar getroffen.
Door gebrek aan behoorlijke landverbindingen was Nigtevecht altijd al een afgelegen dorp geweest.
Maar toen Godard van Reede in 1630 de Reevaart liet graven, die de grote Vechtbocht afsneed, werd het plaatsje ook nog eens van zijn scheepvaart beroofd.
In moderne tijden heeft men bij Nederhorst den Berg een verkeersdam in de Reevaart gelegd, waardoor deze nu voorgoed gestremd is. Voor Nigtevecht betekende dit een grote toename van de pleziervaart over de Oude Vecht.
Zodoende ontstond een voldoende hoge waterstand om zo nodig (in tijd van oorlog), onmiddellijk de landen rondom Amsterdam onder water te kunnen zetten. Dit is echter nooit gebeurd.

De gemeente Nigtevecht was een heerlijkheid, welke in 1676, met alle gerechtigheden, door de Staten der provincie Utrecht werd overgedragen aan de Heer van Zuilen. Zo rond 1850 behoorde de heerlijkheid toe aan de Heer Mr. Willem Huydecoper, Commissaris der stad Amsterdam.
In 1788 werd Nigtevecht door de Pruisen geplunderd. De soldaten hadden een zilveren schenkbord en 2 schaaltjes, behorende tot de bediening van het Heilig avondmaal, en 888 guldens, 16 stuivers en 8 penningen uit de diakoniekist gestolen. De Pruisen waren het land binnengevallen om hier de rust te herstellen, nadat de patriotten de macht hadden gegrepen, maar deden dit wel op zeer zonderlinge wijze.
Toen later de Fransen hier binnentrokken, kwam van overheidswege het bevel dat de watermolens niet meer mochten malen. Op 1 Januari 1812 werd Nigtevecht door de Fransen samengevoegd met Nederhorst den Berg en Ankeveen. In 1818 is dit weer ongedaan gemaakt.
De komst van de Amsterdamse kooplieden en regenten bracht in 18e eeuw wat meer welvaart in het gebied. Zoals ook in andere Vechtdorpen verrezen er in Nigtevecht langs de rivier fraaie huizen. Een aantal hiervan bepaalt nog steeds het silhouet van het dorp vanaf het water en de overkant van de rivier.

In 1892 was men “klaar” met het graven van het Merwedekanaal. Het Merwedekanaal is tijdens de jaren 30 van de twintigste eeuw voor het eerst verbreed en heet sinds 1952 Amsterdam-Rijnkanaal. De sluis tussen het kanaal en de Vecht was van belang voor schepen die in het achtergelegen plassengebied zand haalden.
Deze ontgrondingen zijn stopgezet, waarna de sluis buiten gebruik werd gesteld.

De kerk, de kleine steegjes tussen de rivier en de achtererven van de huizen, de prominente dorpspomp en de uit de 18e en 19e eeuw stammende bebouwing markeren het centrum. De Dorpsstraat is beschermd dorpsgezicht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *