Graft-De Rijp

Plaatsen > Graft-De Rijp

De gemeente Graft-De Rijp ligt in de provincie Noord-Holland. Inwoneraantal: 6.500; Oppervlakte: 21,76 km²; Wateroppervlakte: 1,72 km².

De gemeente Graft -De Rijp bestaat uit de woonkernen:

  • De Rijp, 
  • Graft, 
  • Markenbinnen, 
  • Noordeinde, 
  • Oost-Graftdijk, 
  • Starnmeer, 
  • West-Graftdijk

De vroegste bewoningsgeschiedenis wordt in belangrijke mate bepaald door de bijzondere fysisch-geografische gesteldheid van het Noorderkwartier d.w.z. Noord-Holland boven het IJ en de talloze veranderingen die zich daarin tot in de 18e eeuw voordeden. Het Schermereiland, waarop Graft-De Rijp is gelegen, maakte deel uit van een uitgestrekt, aaneengesloten veengebied in het midden van Noord- Holland. De oudste sporen van bewoning, die dateren uit de 11e eeuw wijzen op cultivering van dit gebied, waarschijnlijk vanuit de kuststreek, in de 11 en 12e eeuw. Omstreeks 1130 kwam aan het droge tijdperk een einde en veroorzaakten de overstromingen van de laat-middeleeuwse transgressiefase dat er grote delen van het veengebied werden weggeslagen. Het gehele binnenland lag aan alle zijden open voor de verwoestende inwerking van de zee. Vermoedelijk zijn toen de grote meren als de Schermer en Beemster ontstaan, waartussen het Schermereiland als een echt eiland in het hart van het Noorderkwartier kwam te liggen.

Vanaf het einde van de 17e eeuw was er sprake van een scherpe bevolkingsdaling die tot de 20e eeuw zou voortduren.

In economisch opzicht is in grote lijnen eenzelfde trend waar te nemen: vanaf begin 16e eeuw tot het derde kwart van de 17e eeuw maakten de dor-pen een ongekende bloeiperiode door. De dorpen ontwikkelden zich tot bloeiende zeevarende gemeenschappen. De Rijp begon begin 17e eeuw Graft daarbij wel in economisch opzicht naar de kroon te steken, hetgeen ook bestuurlijk zijn gevolgen zou hebben. Met Graft en de dorpen Oost- en West-Graftdijk en Noordeinde vormde De Rijp een banne. Nadat de uitwerking van een door de Staten van Holland opgelegde compromisregeling (o.m. over de bouw van een gemeenschappelijk raadhuis) faalde, besluiten de Staten in 1607 gehoor te geven aan de inwoners van De Rijp en het een zelfstandige banne te maken met een identieke bestuurstructuur als Graft( schout, 14 vroedschappen, 5 schepenen). Dat de dorpen nu ieder hun eigen weg gingen, wordt gesymboliseerd door de bouw -door Graft in 1613 en De Rijp in 1630- van twee, nog steeds bestaande, fraaie raadhuizen.

Buiten de traditionele bestaansmiddelen als veeteelt en kleinschalige visserij zou het accent komen te liggen op de zeevaart en de visserij.

In het uitgebreide handelsnetwerk van en naar hèt handels- en distributiecentrum van Europa nam het vrachtverkeer door schippers, meest ten dienste van Amsterdamse kooplieden, uit de dorpen en steden in Noord-Holland tot eind 17e eeuw een overheersende plaats in. Ook Grafter en Rijper schippers blijken op al de bekende scheepvaarroutes te worden ingezet, vooral in de eerste eeuwhelft. Zij voeren naar het Middellandse zeegebied (Italië en de Levant), West-Frankrijk, Spanje, Portugal en niet in de laatste plaats naar het Oostzeegebied, de Sontvaart die het fundament vormde van de andere scheepvaartactiviteiten in de andere richtingen. De betekenis van deze vaart zou echter gedurende de 17e eeuw steeds minder worden, om in de 18e eeuw vrijwel te verdwijnen.

Met de haringvisserij wist vooral De Rijp (achter Enkhuizen) een relatief belangrijke positie te verwerven. Vooral om deze reden zouden in dit dorp als aanvulling op de bestaande haven in 1625 en na 1650 de Buizenhaven en de Balkenhaven worden aangelegd. De buisnering van De Rijp, begonnen rond 1570, bereikte omstreeks de jaren 1670-1680 een hoogtepunt met ca. 75 buizen. In lijn met de algemene economische trend trad daarna trad een geleidelijke daling in: in 1728 en 1734-1736 werden er resp. 22 en 12 à 13 buizen uitgereed om zich ongeveer op dit niveau te handhaven. In een huizenkohier van 1731-1740 wordt dan ook opgemerkt ‘dat deze plaats enige jaren herwaarts heel zeer is verarmt en in verval is geraakt, voornamelijk wegens grote verliezen en seeschaden met de haringvisserij gehad. Dat daardoor de 70 à 80 haringschepen voor heen tot Rijp behorende meest alle verloren, verkocht of elders verplaatst, en dus nog maar 13 vandezelve hiet overig zijn’.

Het aangrenzende Graft waar op meer bescheiden schaal ook deze nering werd bedreven, laat dezelfde ontwikkeling zien.

De zeer vermogende families zouden in de loop der 19e eeuw vertrekken naar de grote steden.

Het vertrekoverschot bleek einde 19e eeuw overigens in het algemeen groot te zijn, waardoor het inwonertal snel daalde. Deze tendens zette zich ook voort toen omstreeks 1890 zich een lichte opleving van de nijverheid voordeed door de meelfabriek, kalkbranderij en 3 sigarenmakerijen. Ook de tuinbouw vindt ingang, waar velen een -karige- boterham verdienen.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *